Augustus is een goede tijd om eens op gallen te letten. Gallen zijn woekeringen op planten (meestal bomen) die veelal veroorzaakt worden door galwespen. Het doel is
om hun larven bescherming en voedsel te bieden. 75 % van alle gallen komt voor op
berken, populieren, wilgen, pruimen en vooral op eiken. In het Nederlandse
gallenboek worden ruim 1400 soorten gallen besproken. Gallen ontstaan omdat
galwespen en hun larven hormonale stoffen uitscheiden, die de plant aanzetten tot
die woekering. Bekende gallen zijn de lensgal, aardappelgal (op eikenblad), de
ananasgal (eikenbladknop) de knoppergal (eikels), en de de knikkergal (tak). Ook op
de stam, de bloem en de wortel kunnen gallen voorkomen. Een bekende gal op de
roos is de mosgal en een leuke gal op de iep die veel in de Haarlemmermeer
voorkomt is de knotsgal(blad).
De reden waarom de eik zo populair is, is hoogst waarschijnlijk vanwege het feit dat
de boom pas laat in het seizoen de bladeren verliest en dus tot laat in het jaar een
(voedende) sapstroom heeft.
De plantengallen zijn met een los weefsel gevuld, dat meestal door een verharde
laag omgeven is. Het binnenste bestaat uit olie en eiwitrijke cellen die als voedsel
dienen voor de larven. Als de larve dood gaat, houdt ook de groei van de gal op.

Bijzonder

:
Gallen werden vroeger veel gebruikt voor het maken van looistof en inkt.
Er leven veel parasieten van de galwespenlarven in de gal. Dat zijn dus
hyperparasieten: parasieten op parasieten. Het geeft wel aan dat een gal een geliefd
plekje is om in op te groeien. Overigens blijft de galwesplarve wel in leven, want deze
levert immers het zo belangrijke groei-hormoon voor de gal, zolang hij leeft.

Waar

Een oplettende waar