Sinds april 2006 is er elke week de natuurcolumn 'Ontdek de Flora en Fauna van de
Haarlemmermeer' verschenen in de Hoofddorpse Courant.
Deze column heeft ten doel belangstelling voor de verrassende verscheidenheid van
planten en dieren in onze leefomgeving te wekken.
Hieronder staat de column van deze week en daar onder kunnen alle tot dusver verschenen columns opgevraagd worden. U kunt deze selecteren en sorteren op categorie, onderwerp, het jaar en de tijd van het jaar. Combinaties zijn ook mogelijk. Ga naar de oudere columns
Het hele jaar brengen waterhoentjes paarsgewijs door aan oevers en in rietvelden, maar in de winter clusteren ze samen aangevuld met wintergasten uit Oost en Centraal Europa en zwermen ze uit over weilanden en graslanden en komen dan ook tot in tuinen. De nachten brengen ze dan samen door in bomen, soms wel met 8-12 bij elkaar. Ze hebben het in de winter duidelijk zwaar. Voor de duidelijkheid: een waterhoentje is geen meerkoet. Meerkoeten zijn veel talrijker en beter bestand tegen de vorst. Ze zijn zwart met een witte snavel en bles en waterhoentjes zijn groen op hun rug en grijs op hun buik met een rode snavel en bles(foto). Een ander verschil is dat meerkoeten zwemvliezen hebben en waterhoentjes niet. Het zijn namelijk ralachtigen. Hun lange tenen zijn geschikt om tussen gras en riet strengels in moerassen te lopen. Sluipen eerder.
Waterhoentjes
Waterhoentjes komen wereldwijd voor in natte biotopen, moerassen en bij oevers met riet en oeverplanten. Er zijn 6 ondersoorten. Ze zijn afwezig in droge en arctische streken. Overal in de Haarlemmermeer zijn ze aan te treffen in en buiten de bebouwde kom.
Meldingen van bijzondere dieren en planten kunt u doorgeven aan info@stichtingmeergroen.nl .
Blz [ 7 ] Ga naar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 …>>
thumb | categorie: | titel: | datum: | maand: | open/dicht |
---|---|---|---|---|---|
![]() | planten | Zegekruid | 25 nov 2009 | november | |
Zegekruid, 25 nov 2009![]() We zitten midden in de herfst, het blad valt massaal van de bomen en er zijn nog maar weinig plantensoorten die energie hebben om te bloeien. Toch zijn er nog een paar dappere doorzetters die wat kleur geven aan deze grijze tijden. Eén daarvan is zegekruid. De hoofdbloei van deze plant is van juni tot september, maar zonder strenge nachtvorst bloeit deze plant veel langer door. Je vindt de plant zowel in het wild als in tuinen. Zegekruid is eenjarig en wordt meestal niet meer dan 80cm hoog, maar op voedselrijke grond kunnen de planten veel hoger worden. Zegekruid is de enige soort in het geslacht Nicandra. De klokvormige bloemen van maximaal 4 cm groot, zijn lichtblauw en wit en bloeien meestal maar 1 dag. Het zegekruid is verwant aan de lampionplant en maakt net als deze soort een soort lampion van kelkbladen met daarin een grote bruine bes. Deze decoratieve zaaddozen kunnen gedroogd worden voor droogboeketten. BijzonderZegekruid is een plant, die zichzelfmakkelijk uitzaait en handhaaft. Het is
een plant uit de nachtschade familie, die berucht is om zijn giftigheid,
maar in ieder geval de bladeren van Zegekruid zijn dat niet. Verschillende
bronnen zijn echter strijdig over de giftigheid van de zaden. Omdat de
plant behoort tot de nachtschadefamilie, is voorzichtigheid geboden. Het
zegekruid is een plant die in de biologische groenteteelt wel ingezet wordt
om witte vlieg af te schrikken. Deze soort kan veel schade aan b.v
koolplanten toebrengen. Of dit de reden is voor de intrigerende naam
zegekruid, heb ik niet kunnen achterhalen.
WaarZegekruid heeft een voorkeur voor zonnige, open plaatsen op voedselrijke, vrij droge, omgewerkte grond. Je vindt de soort in moestuinen, aardappelakkers, ruderale plaatsen, omgewerkte bermen, ruigten en braakliggende grond. De soort komt oorspronkelijk uit Zuid- Amerika (Peru) en is in West-Europa en Nederland inmiddels vrij algemeen. In De Heimanshof heeft de soort een voorkeur voor de schooltuintjes. ![]() | |||||
![]() | vissen | Riviergrondel | 20 nov 2009 | november | |
Riviergrondel, 20 nov 2009![]() Het is schouwtijd van het waterschap. Dat betekent dat er flinke boetes uitgedeeld worden als de afwatering belemmerd wordt door enigerlei oever- en waterplanten. Voorafgaand aan de schouwen is er dan ook veel activiteit langs watergangen. Zo prettig als het voor ons laaglanders is dat overtollig water afgevoerd wordt, zo diep slikken is het voor natuurliefhebbers en ecologen. Veel zeldzame of beschermde rode lijstsoorten worden met grof geweld op de vaste wal getrokken en komen daar jammerlijk om. Mijn vaste Heimanshoflid in Burgerveen heeft dan een drukke tijd om salamanders, kikkers, zwanenbloemen terug in het water te zetten. Naast andere bijzonderheden zoals de rivierdonderpad (zie column juni 2009) kwamen er deze week een aantal riviergrondeltjes te voorschijn. De riviergrondel is een bodemvisje dat maximaal 20 cm lang wordt en met zijn onderstandige bek aangepast is aan eten van de bodem. De paaitijd is
van half april tot eind juli. Het is een fraai visje met 5-6 zwarte vlekken op
zijn rug aan beide zijden. Na 2-3 jaar is de vis geslachtsrijp bij een lengte
van ca. 9 cm. Ze worden maximaal 6 jaar oud.
BijzonderDe riviergrondel was een zeer algemeen visje dat in massale scholen voorkwam voor 1900. In die tijd was het voedsel voor de armen. Door het voedselrijker en daarom troebeler worden van het water is de stand sterk gereduceerd. Toch is de soort (omdat deze zich aangepast heeft aan troebel water?) nog in heel Nederland aan te treffen. Omdat het visje klein is en zich graag ophoudt tussen takken, op de grond en achter beschoeiingen is de aalscholver die veel ander soorten decimeert geen groot probleem. WaarDe riviergrondel houdt van een beetje stroming in het water. Voor een succesvolle voortplanting heeft hij een zand- of grindbodem nodig en oevers met waterplanten. De soort is niet zeldzaam in Nederland en kan ook overal in de Haarlemmermeer worden aangetroffen, zowel in de grote wateren als de hoofdvaart als in kleinere vaarten en kanalen. | |||||
![]() | planten | Hangende zegge | 30 nov 2008 | november | |
Hangende zegge, 30 nov 2008![]() Grassen en zeggen spreken meestal niet tot de verbeelding. Dat komt o.a. omdat hun kleine groene bloempjes niet erg opvallen. Toch steekt er achter een heleboel van deze soorten een interessant verhaal. Vandaag het verhaal van de hangende zegge: Zeggen zijn familie van de grassen. Ze worden gekenmerkt door het feit dat ze een driekantige stengel hebben en apart gegroepeerde mannelijk en vrouwelijke aartjes. Verder hebben de meeste zeggen een voorkeur voor natte of vochtige plaatsen. De hangende zegge is een forse meerjarige plant die groeit in pollen. Het is een trage groeier, maar over de jaren kan hij flinke afmetingen krijgen. Een pol kan wel een diameter van een meter krijgen, waar de decoratieve bloeistengels met hun sierlijke 1.5 m hoge hangende aren dan nog uitsteken. Deze zijn ook bruikbaar in droogboeketten. Om deze verschijningswijze wordt de hangende zegge ook als tuinplant gewaardeerd.. De groenbruine bloemen bloeien in juni en juli, soms tot
augustus.
BijzonderDe plant staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of toegenomen. Daarom is het des te opvallend dat deze plant het in de Haarlemmermeer bijzonder goed doet en zich op grote schaal uit zaad voortplant op allerlei plaatsen. In De Heimanshof is b.v. nodig gebleken om een groot aantal exemplaren uit te steken of elders uit te zetten. En ook elders is de plant op allerlei plaatsen te vinden. Zo kwam ik het afgelopen weekend 20 exemplaren ‘wild’ tegen in het plantsoen langs de Paxlaan in Hoofddorp. Interessant is verder dat de ‘nootjes’ van de hangende zegge voorzien zijn van mierenbroodjes. Dat is een zoet aangroeisel waar mieren dol op zijn, met als resultaat dat ze het zaad naar hun nest verslepen. En dat is precies de bedoeling, want zo kan hij zich verspreiden. WaarDe plant komt van nature voor in Eurazië en Noord-Afrika en dan vooral op natte grond langs bronnen en beekjes in loofbossen en groeit het beste in halfschaduw. De hangende zegge is een kenmerkende soort voor het essenbronbos in Limburg. De bronnetjes vormen zich uit kwelwater uit de grond. Zelfs in zijn natuurlijke gebied in Limburg is de hangende zegge zeer zeldzaam. | |||||
![]() | vogels | Grauwe Gans | 23 nov 2008 | november | |
Grauwe Gans, 23 nov 2008![]() ‘s Winters trekken er overal ganzen in lange V-vormige slierten over de Haarlemmermeer, die soms op akkers en graslanden neerstrijken. De meest voorkomende soorten zijn kolgans, rietgans en grauwe gans. De grauwe gans is een van de (vele) goed nieuws natuurverhalen van de laatste tijd. In de 50-tiger jaren was de gans als broedvogel in Nederland praktisch uitgestorven (als wintergast bleef de soort wel algemeen). Jacht, gebrek aan geschikte gebieden en wellicht ook pesticiden hadden daaraan bijgedragen. De drooglegging van de Flevopolders en vooral de Oostvaardersplassen hebben er sterk aan bijgedragen dat ze weer bleven om te broeden. De toename ging daarna explosief. De 150 paar uit 1970 waren in 2005 toegenomen tot zo’n 25.000 paar en de aantallen nemen nog steeds toe. Grauwe ganzen broeden graag op de grond in bosjes met grasland en riet in de buurt. Die vinden ze zelfs, nu de Oostvaarderplassen vol zijn, op allerlei curieuze plaatsen, zoals kruisingen van snelwegen. BijzonderDe grauwe gans is de stamvader van de tamme gans en maakt hetzelfde geluid. Tijdens het broedseizoen verliest een gans al zijn slagpennen tegelijkertijd en kan
dan een tijd niet vliegen. In die tijd houdt hij zich het liefste schuil in rietvelden. Daar
kan hij, door het eten van jong riet de (excessieve) verspreiding van deze soort
tegengaan. Dat de Oostvaardersplassen niet zijn dichtgegroeid, is vooral hieraan te
danken. Het broedsucces van de grauwe gans heeft in de Haarlemmermeer tot een
speciaal probleem geleid. De vogel weegt wel 3-4 kg en kan aanzienlijk schade aan
vliegtuigmotoren aanrichten als hij aangezogen wordt. Daarom worden ganzen tot in
de wijde omtrek rond Schiphol zwaar vervolgd. Of dit veel zin heeft als de ganzen van
half Europa naar Nederland komen, waar de ecologische omstandigheden verder
ideaal zijn, is de vraag.
WaarIn Nederland broeden grauwe ganzen in moerassen en andere vochtige gebieden. In de winter overwinteren ganzen uit heel Noord- en Oost-Europa in Nederland. Broedende grauwe ganzen kunnen in de buurt van de Haarlemmermeer aangetroffen worden in de Kagerplassen, in de kruising van de A9 en de A2 en aan de Ouderkerkerplas. Voor meldingen van broedgevallen in de polder zelf, houden wij ons aanbevolen. ![]() | |||||
![]() | vogels | Kuifeend | 20 nov 2008 | november | |
Kuifeend, 20 nov 2008![]() In alle brede vaarten, plassen en kanalen (b.v in de hoofdvaart) tref je in deze tijd kleine eendjes aan die bedrijvig aan het duiken zijn. De vrouwtjes zijn bescheiden bruin gekleurd, maar de mannetjes zijn opvallend zwart met een witte flank. Ook hebben de mannetjes een duidelijke zwarte kuif. Bij het vrouwtje is deze kuif kleiner. Beide seksen hebben een prachtig diep geel of oranje gekleurd oog. De kuifeend is een tamelijk talrijke broedvogel van onze streken, maar in de winter zijn ze massaal aanwezig. Het kuifeendje hoort bij de groep van duikeenden. Van deze groep komen in onze polder ook de tafeleend, de toppereend en de krooneend voor. Het voedsel van de kuifeend bestaat voornamelijk uit slakken, mossels en waterinsecten en soms ook waterplanten, die tijdens lange duiken op de waterbodem worden gezocht. Doordat de kuifeend langer onder water kan blijven dan de meeste andere duikeenden, komt hij vaker voor in dieper water. Hij maakt zijn nest bij of in het water en soms zoekt hij bescherming bij kolonies meeuwen of sterns. Hij broedt i.t.t. de
wilde eend laat en maar eenmaal op 6-14 eieren. De jongen kunnen na ca 6 weken
vliegen.
BijzonderDe kuifeend is de afgelopen 30 jaar enorm in aantal toegenomen. Broedden er in Nederland in 1950 nog maar enkele tientallen paren, op het ogenblik wordt het aantal op ruim 10.000 paar geschat. Een mogelijke oorzaak is de snelle verspreiding van het driehoeksmosseltje (een exoot uit Amerika). Maar de kuifeend neemt ook als broedvogel toe in gebieden waar dit mosseltje niet voorkomt. WaarDe kuifeend is een trek- en zwerfvogel. Hij komt voor in Midden- en West-Europa. en in delen van Azië. Dit eendje houdt van wateren met een rijke oevervegetatie. Je ziet ze vaak op grote meren en diepe sloten. Vooral de Hollandse polders en duinen zijn geliefde broedgebieden. In de winter zoekt de kuifeend vaak open water op, waarbij de Nederlandse populatie aangevuld wordt met heel veel vogels uit het noorden. ![]() | |||||
![]() | kleine dieren | Schorshoorntje (Balea perversa) | 9 nov 2008 | november | |
Schorshoorntje (Balea perversa), 9 nov 2008![]() Als het kouder en donkerder wordt, wordt de natuur niet minder interessant. ‘s Winters wordt ons land b.v. overspoeld door trekvogels, die ons klimaat hier perfect vinden. En wat te denken van slakken. Het droge en warme deel van de zomer brengen slakken vaak in schuilplaatsen door, maar echt actief worden ze pas weer in de herfst. 80-90 % van de gevallen bladeren worden door miljoenen slakken opgepeuzeld. Sommige slakken doen dat zo netjes, b.v. bij populierenbladeren, dat ze het complete geraamte van nerven intact laten. Naast de bekende naakt- en huisjesslakken bestaan er honderden soorten minder bekende slakken, zowel op het land als in het water. Voor één van die onbekende slakjes wil ik vandaag uw aandacht vragen. Het is een minuscuul 6-8 mm lang huisjesslakje dat Schorshoorntje heet (zie foto met mm strepen). Van dit soort kleine hoorntjesvormende slakjes bestaan er tientallen soorten. Met een sterke loep kan een kenner de soort bepalen aan het aantal welvingen en tandjes en aan de vorm van de opening. Het schorshoorntje wordt gekenmerkt door een vrij mooie en gave ronde opening zonder welvingen of tandjes. BijzonderSlakken zijn hermafrodiet, d.w.z. elk dier kan zowel de rol van man als vrouw spelen.
Verder planten slakken zich voort met eieren. Die eieren lijken op mini-
pingpongballen en worden in groepjes van 50-100 in vochtige holtes gelegd. Het
schorshoorntje doet dat helemaal anders. Het diertje is weliswaar ook hermafrodiet,
maar het legt geen eieren. De soort is nl. ovovivipaar: de eieren blijven in het lichaam
tot ze uitgekomen zijn. Bijzonder is ook nog dat er maar één jong per keer ′uitkomt′.
Het schorshoorntje komt, zoal de naam al zegt, bij voorkeur voor op en onder schors
van bomen en dan vooral van wilgen. Daar vindt het ook zijn voedsel: het
schorshoorntje leeft van korstmossen.
WaarHet schorshoorntje komt in heel Europa voor van het uiterste zuiden tot vrij noordelijk. In Nederland komt de soort vooral in de duinen voor en sporadisch in het binnenland. De soort werd recentelijk voor het eerst in de Haarlemmermeer waargenomen onder schors van dode wilgen in De Heimanshof ![]() | |||||
![]() | kleine dieren | Veldmuis | 22 nov 2007 | november | |
Veldmuis, 22 nov 2007![]() In het braakliggende gebied langs de A4 tussen de Geniedijk en Schiphol-Rijk, verzamelden zich vorige week 5 ooievaars en tientallen reigers. De reden voor hun bezoek is de veldmuis. Deze muis is dit jaar bijzonder algemeen in de Haarlemmermeer en ook verantwoordelijk voor de al eerder gemelde exceptioneel goede broedresultaten van roofvogels. Het is dit jaar namelijk een ‘muizenjaar’. De staart van woelmuizen, zoals de veldmuis, is veel korter dan van ‘ware’ muizen (b.v de huismuis) hun oren zijn kleiner en hun snuit is stomper.De veldmuis eet vooral grassen, kruiden en granen en maakt zijn nest tot wel 50 cm diep. Nesten liggen meestal zo′n drie meter van elkaar af. In goede gebieden, zoals wegbermen, kunnen wel 750 -1400 muizen per ha leven. Een vrouwtje kan 2-4 worpen per jaar krijgen van 2-12 jongen. De jongen worden naakt, roze en blind geboren. Ze worden 20 dagen lang gezoogd en zijn 14 dagen na het zogen geslachtsrijp. In het wild leven veldmuizen 4-24 maanden. In gevangenschap kunnen ze 3 jaar oud worden.
BijzonderOngeveer elke 3 jaar is er een muizendaljaar, dan een jaar waarin de aantallen toenemen en dan een topjaar. Door de zachte en droge winter van 2006/2007 is 2007 een extreem goed topjaar. De veldmuis is het belangrijkste voedsel is voor veel dieren, zoals hermelijnen, wezels, vossen, roofvogels, uilen en reigers. Top- en daljaren bij de veldmuis hebben een rechtsreeks effect op de overlevingskans en de broedresultaten bij deze dieren. Menselijke activiteiten, zoals bouwen en maaien kosten ook veel veldmuizen het leven. Daarnaast sterven veel muizen in de winter door wateroverlast en koude. Veldmuizen zijn vooral in de avondschemer en ′s nachts actief, overdag minder. Om de kans te verkleinen door roofvogels te worden gepakt, hebben ze een speciaal leefpatroon ontwikkeld. Om de twee uur komen ze vrijwel allemaal tegelijk uit hun holletjes om te gaan eten. Hoewel er dan wel muizen gevangen worden, zijn het er minder dan dat er altijd muizen actief zijn. WaarVeldmuizen leven in drogere streken met kort gras en/of granen, zoals graanakkers, wegbermen en dijken. Het verspreidingsgebied loopt van West-Europa tot Centraal- Azië met als zuidgrens Noord-Spanje, de Alpen, de Balkan en de Kaukasus. De noordgrens loopt door Nederland en Denemarken en via de Baltische staten naar Zuid-Finland. | |||||
![]() | vogels | Turkse Tortelduif | 15 nov 2007 | november | |
Turkse Tortelduif, 15 nov 2007![]()
De aanleiding voor het onderwerp deze week is de melding van een curieus
broedgeval van een Turkse Tortelduif dat rond 6 november begon. De Turkse tortel
is een duif die tegenwoordig vrij algemeen in Nederland voorkomt. Het is een beige
vogel van ongeveer 30 cm lang, met een donker streepje in de nek. Ze eten
voornamelijk zaden, rupsen, kevers en kleine vruchten. Het is een vogel die redelijk
veel in de buurt van mensen komt: een cultuurvolger.
weg bij het nest.
BijzonderDoor het gammele nest mislukt een broedsel regelmatig, maar door steeds weer opnieuw een nest te maken lukt het de meeste Turkse tortels toch regelmatig jongen vliegvlug te krijgen. De meeste paartjes hebben wel 5 broedsels per jaar. De jongen uit het eerste legsel doen een paar maanden later zelf al weer mee aan de voortplanting. Er zijn weinig vogels die zich zo snel kunnen vermenigvuldigen. Het curieuze broedgeval midden in november is misschien dus minder een uitzondering dan eerst gedacht. De Turkse Tortelduif heeft de inheemse (gewone) tortelduif vrijwel verdrongen. WaarDe Turkse tortel is sinds 1900 vanuit de Balkan West-Europa binnengetrokken. Het eerste geregistreerde broedgeval in Nederland was in 1949. Door allerlei onbekende factoren, maar zeker ook door de hoge voortplantingssnelheid explodeerde tussen 1950 en 1980 het aantal broedgevallen tot ongeveer 250.000 paar. Daarna is de stand ingestort en heeft zich gestabiliseerd op aantallen tussen de 50.000 tot 100.000 paar. De neergang van de aantallen liep parallel met die van een andere cultuurvolger: de huismus. Van de factoren die de huismus raakten (het steeds minder uitkloppen van tafelkleden en een betere isolatie van huizen met minder dakpanholletjes) lijkt voor de Turkse tortel alleen het voedselaanbod mogelijk relevant. | |||||
![]() | vogels | Kramsvogel | 11 nov 2007 | november | |
Kramsvogel, 11 nov 2007![]() Aan het einde van de herfst trekt de natuur zich terug en vertrekken veel dieren naar het zuiden. In de winter komen er echter ook veel dieren hierheen, vooral vogels, om van de rijkdommen van onze zachte winters te genieten. Dat zijn vooral soorten uit het koude noorden en oosten van Europa. Een van deze wintergasten is de Kramsvogel. Dit is een grote lijsterachtige met een krachtige vlucht en een opvallende grijze stuit. De kramsvogel heeft een mooi verenkleed met een grijs en bruine rug en talrijke zwarte streepjes op de buik en borst. In najaar en winter is het karakteristieke ′tsjak-tsjak-tsjak′ van de kramsvogel zeer regelmatig te horen. Wie het geluid eenmaal kent, hoort het overal. . BijzonderDe Kramsvogels komen vooral af op bessendragende struiken en bomen: lijsterbes, vuurdoorn, duindoorn, sleedoorn, etc., maar ook appels versmaden ze niet. Omdat we in Nederland zeer veel bessen in de stedelijk bebouwing hebben, zijn ze ook
overal in de bebouwde kom aan te treffen. Daarnaast jagen ze net als merels op
slakken en wormen in gazons en op velden. Daarbij maken ze karakteristieke
sprongetjes, waardoor met het blote oog van zeer ver herkend kunnen worden.
WaarHet voornaamste broedgebied bevindt zich in Oost-Europese landen zoals Duitsland, Polen en Rusland. De kramsvogel broedt vaak in kolonies waarbij de vogels verschillende grote nesten per boom bouwen in een aantal aangrenzende bomen. In het broedseizoen leven kramsvogels erg teruggetrokken. Ook in Oost-Nederland zijn enkele broedkolonies geweest. In de jaren 80 waren er bijna 1000 broedparen. De laatste jaren is het aantal broedparen gedaald tot minder dan 100 paar, vooral in Zuid Limburg en de Achterhoek. Het is nog onduidelijk waarom het aantal broedparen zo sterk wisselt. Uit de Haarlemmermeer zijn geen recente broedgevallen bekend, maar als wintergasten zijn ze op dit moment overal in de lucht, in bessenstruiken en op velden aan te treffen. Terugmeldingen: Vele meldingen van ijsvogels uit de hele Haarlemmermeer, tot in tuinen toe en een doortrekkende slechtvalk en veel haviken langs de Geniedijk. | |||||
![]() | insecten | Lieveheersbeestjes | 4 nov 2007 | november | |
Lieveheersbeestjes, 4 nov 2007![]() Iedereen kent de rood-zwart of geel-zwart gekleurde kevertjes. De larven lijken op kleine rupsjes, maar hebben zes kleine looppootjes aan de voorzijde. Larven van veel soorten zijn stekelachtig behaard en hebben felle gele en rode kleuren. Lieveheersbeestjes gaan maagdelijk de winter in. In het voorjaar als het warm wordt vindt de paring plaats. De eitjes worden afgezet op plekken waar bladluizen zitten. De larve eet voor zijn ontwikkeling wel zo′n 200-600 bladluizen. Een volwassen lieveheersbeestje lust per dag wel 100 bladluizen. Dat zijn er dus ruim 3.000 per maand. BijzonderDe naam lieveheersbeestje heeft te maken met de kerstening van de Germanen. De Germaanse naam voor het kevertje, Freyafugle, vogel van de vruchtbaarheidsgodin Freya, werd verchristelijkt tot onzelievevrouwebeestje of lieveheersbeestje. De Duitse naam Mariakever heeft hiermee een duidelijke relatie. Hoewel de meeste lieveheersbeestjes felle rovers zijn, is het een symbool van een aantal instellingen en verenigingen met een goed doel, o.a. de Beweging Tegen
Zinloos Geweld.
Het aantal stippen van de dekschilden zegt niets over hun leeftijd, maar zijn een
soortskenmerk. Het meest algemeen van de 60 Nederlandse soorten is het
zevenstippelige lieveheersbeestje (6-7 mm groot) Andere algemene soorten hebben
2 (foto, 4 mm groot), 4, 11, 14, 16 of 22 stippen en zijn rood met zwart, zwart met
rood of geel met zwart.
Lieveheersbeestjes worden weinig door andere dieren gegeten. De felle kleuren
dienen dan ook als waarschuwing. Als een lieveheersbeestje zich bedreigt voelt, dan
produceert hij een gele vloeistof bij een gewricht van de poten. Dit gedrag heet
"reflexbloeden". Deze vloeistof heeft een kwalijk geurtje en smaakt erg bitter. Vogels
die een lieveheersbeestje oppakken proeven dit ‘bloed’ en laten hem meestal snel
vallen.
WaarDe laatste generatie kevers maakt zich nu klaar voor de winter. Ze kruipen onder een pak bladeren, in een half vergane boomstronk of i.d. Daar zitten ze soms met grote groepen bijeen. Zodra de zon in het voorjaar warm genoeg wordt, komen ze massaal weer te voorschijn. Terugmeldingen: Vele meldingen van ijsvogels uit de hele Haarlemmermeer, tot in tuinen toe en een doortrekkende slechtvalk en veel haviken langs de Geniedijk. | |||||
![]() | kleine dieren | Ringslang | 22 nov 2006 | november | |
Ringslang, 22 nov 2006![]() De vaak panische angst van de mens voor slangen heeft al vele ringslangen het leven gekost. De ringslang is echter niet giftig en totaal ongevaarlijk en eet vooral amfibieën zoals kikkers en kleine zoogdieren. De slang dankt zijn naam aan de witte ring om de hals. De gemiddelde lengte is ongeveer een meter, de maximale lengte is twee meter. Mannetjes zijn kleiner dan vrouwtjes; resp. 90-100 en 120-140 centimeter. Net als andere inheemse reptielen zijn zij streng beschermd. BijzonderTer verdediging houdt de ringslang zich schijndood. Het dier rolt zich dan op zijn rug, iets wat levende slangen nooit doen. De slang beweegt niet en kan zelfs een overtuigende ′lijkenlucht′ afscheiden uit speciale klieren bij de anus. De ringslang is de enige eierleggende slangensoort in Nederland. De eieren worden afgezet broedhopen, meestal composthopen waar de temperatuur door broei hoger is. Er worden gewoonlijk 10-40, maximaal 50 eitjes gelegd, afhankelijk van de grootte
van het vrouwtje. Meerdere vrouwtjes maken soms gebruik van dezelfde broedhoop.
Afhankelijk van de temperatuur komen de jongen na ongeveer twee maanden uit het
ei.
Waar
De ringslang komt in bijna heel Europa voor, behalve boven de poolcirkel. In
Nederland worden de grootste aantallen gevonden aan de randen van het Gooi, de
Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en rond de Oostvaardersplassen.
Ook in en om de Haarlemmermeer komt de ringslang voor. Een vrij grote populatie
bevindt zich rond de Kleine Poel tot de Westeinder. Een onderdeel van die populatie
woonde eens waar nu Schiprol-Rijk ligt. In de jaren tijdens de bouw en daarna zijn
waarschijnlijk alle dieren al of niet opzettelijk omgekomen. Een 2e populatie bewoont
het Haarlemmermeerse bos. Deze groep is waarschijnlijk verbonden met dieren die
rond Haarlem/Schalkwijk leven. Bij de bouw van het Spaarne ziekenhuis en Floriande
zijn net als bij Schiphol Rijk veel dieren omgekomen. Een opgejaagd exemplaar is in
november (tijdens zijn winterslaap!) in Overbos door de dierenambulance opgehaald.
Van een derde groep dieren langs de Ijweg en bij Nieuw Vennep worden ook
regelmatig dieren in nood gemeld. In het voorjaar van 2006 nog een net uit het ei
gekomen jong in de bebouwde kom van Nieuw-Vennep. | |||||
![]() | paddenstoelen | Witte Kluifjeszwam | 17 nov 2006 | november | |
Witte Kluifjeszwam, 17 nov 2006![]() Of het nu komt door het bijzondere verloop van het jaar of dat het najaar zo zacht is, de witte kluifjeszwam is dit jaar een meer dan gebruikelijk algemene verschijning. De paddestoel dankt zijn naam aan de gelijkenis met een kluif (afgekloven bot). De steel is hol en gegroefd en gaat over in gekrulde lobben die een vage hoed vormen. De
kluifjeszwam is een famillielid van morielje en de bekerzwammen.
BijzonderDe volledige oppervlak van de grillig gevormde hoed is bedekt met sporen. Het is bij deze paddestoel bijzonder goed te zien hoe de sporen verstuiven. De grillig gevormde steel en hoed worden vaak aangevreten door slakken en andere dieren. Ook voor mensen is hij eetbaar, maar pas na gekookt te zijn. WaarDe witte kluifjeszwam vind je in een open bosgedeelte, waar nog licht de grond bereikt. Vooral tussen wat lichte onderbegroeiing en langs paden en open plekken. Dit jaar komt hij op veel plaatsen voor aan de rand van bosplantsoen. Andere vindplaatsen zijn het Wandelbos in Hoofddorp en natuurlijk De Heimanshof. |