Sinds april 2006 is er elke week de natuurcolumn 'Ontdek de Flora en Fauna van de
Haarlemmermeer' verschenen in de Hoofddorpse Courant.
Deze column heeft ten doel belangstelling voor de verrassende verscheidenheid van
planten en dieren in onze leefomgeving te wekken.
Hieronder staat de column van deze week en daar onder kunnen alle tot dusver verschenen columns opgevraagd worden. U kunt deze selecteren en sorteren op categorie, onderwerp, het jaar en de tijd van het jaar. Combinaties zijn ook mogelijk. Ga naar de oudere columns
Het hele jaar brengen waterhoentjes paarsgewijs door aan oevers en in rietvelden, maar in de winter clusteren ze samen aangevuld met wintergasten uit Oost en Centraal Europa en zwermen ze uit over weilanden en graslanden en komen dan ook tot in tuinen. De nachten brengen ze dan samen door in bomen, soms wel met 8-12 bij elkaar. Ze hebben het in de winter duidelijk zwaar. Voor de duidelijkheid: een waterhoentje is geen meerkoet. Meerkoeten zijn veel talrijker en beter bestand tegen de vorst. Ze zijn zwart met een witte snavel en bles en waterhoentjes zijn groen op hun rug en grijs op hun buik met een rode snavel en bles(foto). Een ander verschil is dat meerkoeten zwemvliezen hebben en waterhoentjes niet. Het zijn namelijk ralachtigen. Hun lange tenen zijn geschikt om tussen gras en riet strengels in moerassen te lopen. Sluipen eerder.
Waterhoentjes
Waterhoentjes komen wereldwijd voor in natte biotopen, moerassen en bij oevers met riet en oeverplanten. Er zijn 6 ondersoorten. Ze zijn afwezig in droge en arctische streken. Overal in de Haarlemmermeer zijn ze aan te treffen in en buiten de bebouwde kom.
Meldingen van bijzondere dieren en planten kunt u doorgeven aan info@stichtingmeergroen.nl .
Blz [ 6 ] Ga naar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 …>>
thumb | categorie: | titel: | datum: | maand: | open/dicht |
---|---|---|---|---|---|
![]() | bomen | Zwarte Els (3) | 17 nov 2012 | november | |
Zwarte Els (3), 17 nov 2012![]() Als reactie op de columns over de zwarte els kreeg ik een aantal meldingen van Lou van der Linde, een natuurfotograaf met een scherp waarnemingsvermogen. In de Groene Weelde kwam hij op en bij de els 2 organismen tegen die beide zeldzaam tot zeer zeldzaam en er nauw verbonden mee zijn. ElzenvlagDe zwarte els vormt houtige, eivormige vrouwelijke vruchten, ook wel elzenproppen genoemd, die eerst groen zijn en later bruin tot zwart worden. In de winter maakt de boom een zwarte indruk door zijn donkere schors en de elzenproppen, vandaar zijn Nederlandse naam. Op deze elzenpropjes kan soms een gal worden aangetroffen. Deze gal wordt veroorzaakt door een parasitaire schimmel. Deze vestigt zich via sporen in het jonge vrouwelijk elzenkatje. De schimmel zorgt ervoor dat één van de schutbladen van het elzenkatje een abnormaal groeipatroon vertoont
en enkele centimeters lang kan worden. Dit vreemd verschijnsel kreeg de
mooie en passende Nederlandse naam 'Elzenvlag' (foto). Heksenbezems
in berken worden op soortgelijke wijze door een schimmel veroorzaakt.
Deze schimmels produceren of remmen groeihormonen, die de plant
aanzetten tot per schimmelsoort karakteristieke uitgroeisels. Elzenvlaggen
zijn in de winter bruin gekleurd. In het begin van de zomer is de elzenvlag
frisgroen, later geel tot roze, oranjerood tot paarsachtig(zie inzet in foto) .
In het najaar wordt de gal net zo bruin of zwart als het rijpe elzenkatje.
Op het wimpelvormig uitsteeksel van de elzenvlag ontwikkelen zich dan
nieuwe schimmelsporen die door de wind worden verspreid, waarna een
nieuwe schimmelcyclus kan starten. Tijdens de wintermaanden blijft enkel
de zwarte vlag aan de elzenprop over.
Elzenkrulzoom
De elzenkrulzoom is een paddenstoel die een symbiotische relatie met de
els heeft. Zijn zwamdraden ontvangen suikers van de boom en leveren
mineralen terug.(Zie inzet in foto)
WaarBeide soorten groeien op of aan de voet van elzen langs het voetpad tussen de Big Spotters Hill en de golfbaan. | |||||
![]() | bomen | Zwarte Els (2) | 10 nov 2012 | november | |
Zwarte Els (2), 10 nov 2012![]() Naast de wortelknollen heeft de els nog meer bijzondere eigenschappen. Bij doorzagen, kleurt het witte hout na 5 minuten sterk oranjerood (foto met inzet blad, katjes en elzenproppen). De achtergrond daarvan heeft een anologie met menieverf. Die verf gaat roestvorming op ijzer tegen. Nu groeit de els altijd met zijn voeten in het water en daar liggen permanent schimmels op de loer om het hout aan te tasten. De rode kleur bestaat uit een ijzerverbinding die aan de lucht rood kleurt. De els maakt deze ijzerverbinding die schimmelwerend werkt op dezelfde manier als menieverf. Elzenhout heeft geen hoge kwaliteit. Het is zacht en kan makkelijk bewerkt worden. Maar onder water (buiten bereik van zuurstof) is het bijzonder duurzaam. De palen waar Amsterdam op gebouwd is, bestaan vooral uit elzenhout. Elzen zijn sterke bomen die weinig ziekten en plagen kennen. Een vaste begeleider van de els is het elzenhaantje. De kever leeft ook op de populier, hazelaar en wilg. Elzenhaantjes overwinteren op de grond onder bladeren en afgestorven plantenresten.
Van april tot juni komen ze voor op de bladeren van de els. Hierin worden
ronde tot langwerpige gaten gevreten. De vrouwtjes leggen tot 1000
oranje eitjes aan de onderkant van een blad. Uit de eitjes komen na 5-14
dagen olijfgroene, later zwart wordende keverlarven, die zich na 3 weken,
vanaf juli, op de grond onder afgestorven plantenresten gaan verpoppen.
Na 8-11 dagen komt de nieuwe generatie kevertjes uit. Een ander insect
dat in of bij elzen kan worden aangetroffen is de tot 8 cm lang vingerdikke
wilgenhoutrups. Deze kan in 2-3 jaar zoveel gaten in het hout vreten dat
de boom kan breken. De vraatopeningen van deze rups ruiken naar azijn.
Uit de rups komt de wilgenhoutvlinder.
WaarElzen horen bij de berkenfamilie. Ze hebben beide lange hangende mannelijke katjes, die zeer veel stuifmeel produceren tbv windbestuiving. Elzen komen verspreid voor op het noordelijk halfrond. ![]() | |||||
![]() | bomen | Zwarte Els (1) | 3 nov 2012 | november | |
Zwarte Els (1), 3 nov 2012![]() Een Heimanshof vrijwilliger bracht vorige week een paar curieuze ondergrondse wortelknollen mee uit zijn tuin. Voor een truffel waren deze knollen te los van structuur. Deze ondergrondse woekering leek wel wat op een heksen bezem in een berk. Navraag leerde dat deze knollen afkomstig waren van de wortels van een de algemeenste bomen van Nederland: De zwarte els. Sommige ervan waren zo groot als een mannenvuist (foto) De els tref je heel veel bij oevers aan. Dat komt omdat de zaadjes uit de 'elzenpropjes' op het water tegen de oever drijven en daar kiemen. Zoals altijd zit er achter zowel de wortelknolletjes, maar ook achter de zwarte els een interessant verhaal. Eerst de knollen. Deze worden door de boomwortels gevormd als verblijfplaats van een speciale soort bacteriën. In feite heeft de els (net als de meest vlinderbloemigen) al miljoenen jaren een soort 'veeteelt' ontwikkeld. De boom voorziet deze bacteriën, die alleen een Latijnse naam hebben (Frankia alni) met een schuilplaats en voedsel in de vorm
van suikers en zetmeel. In ruil daarvoor leggen deze bacteriën stikstof uit
de lucht vast. En deze stikstof komt beschikbaar voor de boom. Stikstof in
de vorm van nitraten is de belangrijkste bouwstof voor eiwitten. Voor een
boom die aan de waterkant groeit is dit een belangrijk ecologisch
voordeel. Oevers zijn vaak nat en zuurstofloos en onder zuurstofloze
omstandigheden treedt verzuring van de grond op waardoor organisch
materiaal niet verteerd en er dus weinig of geen mineralen en stikstof
beschikbaar komen. In feite heeft de els met deze wortelknollen een eigen
kunstmestfabriekje te beschikking, dat dit probleem oplost en waarmee de
els dus goed kan concurreren met anders soorten. Zo heeft elke soort
kwaliteiten die hem in staat stellen om te overleven onder speciale of
minder speciale omstandigheden. Dat elzen stikstof in de grond brengen,
is vaak bovengronds te zien aan de rijke ondergroei van brandnetels en
bramen. Volgende week meer over de els. ![]() | |||||
![]() | planten | Grote Kroosvaren | 27 nov 2011 | november | |
Grote Kroosvaren, 27 nov 2011![]() Het najaar is bijzonder droog en zacht geweest. Door het ontbreken van nachtvorst en de hoge temperaturen maken we een soort 2e lente mee, waarin allerlei soorten opnieuw gaan bloeien of door blijven groeien. Dat gebeurt niet alleen op het land maar ook op het water. Een soort waarvoor ik deze week uw aandacht wil vragen in dat verband is de grote kroosvaren. Het is de grootste van 8 soorten kroos in ons land. Vandaag zag ik een sloot die zo dicht begroeid was dat meerkoeten er overheen konden lopen! De grote kroosvaren groeit bijzonder snel om dat hij alleen voorkomt waar hij veel water, voedsel en zonlicht aantreft: elke week een verdubbeling van plantjes! Maar onder dergelijke 10 cm dikke kroospakketten sterft veel leven uit door gebrek aan zonlicht. BijzonderDe grote kroosvaren is zowel wel als niet een exoot. Het is nl een plantje dat goed gedijt in warmte. Het kwam massaal voor in ons land tussen voorgaande ijstijden en is tijdens de laatste ijstijd weer uitgestorven. Dat
bleef zo tot ergens vorige eeuw. In Amerika is het plantje niet door de
ijsmassa"s "doodgedrukt" tegen bergmassa"s als de Alpen en de Pyreneeën
omdat de Amerikaanse gebergtes van Noord naar Zuid Lopen. Daarom is
dit plantje daar blijven overleven en is het vorige eeuw door een onverlaat
uit de Verenigde Staten meegenomen en al of niet per ongeluk in
Europese buitenwater uitgezet. Sinds die tijd neemt het onze sloten en
vooral die in West Nederland weer stormenderhand in bezit. Bij vorst
sterft het plantje af, maar de sporen overleven de vorst en vandaar uit
verspreid hij zich weer het volgende jaar. Dit jaar zijn de
kroosvarenpakketten door het zachte najaar extra dik. Dat kan leuk
worden als de klimaatverandering verder door zet.
WaarDe grote kroosvaren houdt van zonnige plaatsen in ondiep, zoet of zwak brak, stilstaand water met een bodem van klei of laagveen en is daarom vrij algemeen in het westen en midden van het land en zeldzaam in het oosten en zuiden. ![]() | |||||
![]() | insecten | Houtsluipwesp | 24 nov 2011 | november | |
Houtsluipwesp, 24 nov 2011![]() Eind oktober verscheen er op het insectenhotel van De Heimanshof een sprietmager 7 cm lang insect. 3 cm daarvan bestond uit een enorme legboor. Dat is de grootste sluipwesp en wellicht over het langste insect van Nederland (soms wel 8 cm lang): de houtsluipwesp. Sluipwespen zijn misschien wel de meest talrijke insectengroep. Bijna voor elke insectensoort bestaan er gespecialiseerde sluipwespen. Hun rol is het handhaven van het natuurlijk evenwicht in de insectenwereld. Sluipwespen eten hun prooien van binnenuit levend op. Onze houtsluipwesp is gespecialiseerd in het opsporen van graafwespen, metselbijen en bladsnijderbijen waarvan de larven diep in dood (eiken)hout leven. BijzonderDe houtsluipwesp kan larven van haar prooisoorten diep in het hout opsporen. Haar voelsprieten hebben een zeer scherpe reukzin, en kunnen lutttele moleculen van kenmerkende stoffen van hun prooisoort detecteren. Na de ontdekking stelt kromt een vrouwtje zich in een bijna onmogelijke bocht boven de larve waarbij haar 3 cm lange boor tussen
haar voelsprieten in het hout gedrukt wordt (zie inzetfoto). Door een
langzaam draaiende beweging drukt zij de deze steeds verder het hout in.
Zeker bij eikenhout is dit een immense prestatie. De operatie kan een uur
duren. Als de boor de larve bereikt wordt deze eerst verlamd met gif en
daarna wordt er een eitje in gelegd. Het is een indrukwekkende prestatie
om zowel de prooi zo diep in het hout te ontdekken, een ragdunne boor
diep het hout in te drijven en hem er ook nog weer onbeschadigd uit te
trekken. Probeer zelf maar eens een naald 3 cm diep in hout te steken! En
hoe de ragfijne sluipwesp (van 4- 8 cm lang) zich weer uit 3 cm hout een
weg baant is ook weer een prestatie. Slechts 20 % van de eitjes lukt het
om als volwassen insect uit te vliegen.
WaarDe houtsluipwesp is van vroeg in de zomer tot ver in de herfst op dood hout te vinden. Bij voorkeur op eikenhout. De soort komt in heel Europa voor, maar wordt in Nederland zelden waargenomen. ![]() | |||||
![]() | paddenstoelen | Voorjaarspronkridderzwam | 24 nov 2011 | november | |
Voorjaarspronkridderzwam, 24 nov 2011![]() Ik heb het al vaker genoemd, maar voor een oplettend oog is de natuur om ons heen altijd vol van verrassingen. Wellicht de eerste verrassing voor sommigen is dat er niet alleen paddenstoelen voorkomen in de herfst, maar ook in elk ander jaargetijde. Zo is april altijd de tijd van de morieljes en kwamen er recentelijk in De Heimanshof prachtige grote honingzwammen tevoorschijn uit een stam. Maar ook voor mij was het deze week een verrassing dat ondanks het al bijna 2 maanden droge weer er toch hele heksenkringen van paddenstoelen in het gazon bij mijn tuin verschenen. Omdat ik deze soort nog niet kende ben ik op onderzoek uitgegaan. Daar kwam uit, dat deze voorjaarspronkridderzwam normaliter in mei boven de grond komt. In warmere landen zoals Italië verschijnt hij al in maart. De zomerse en niet bij april horende temperaturen van deze
periode verklaren waarom deze soort al zo vroeg verscheen.
BijzonderDe voorjaarspronkridderzwam is een mooie stevige paddenstoel (zie foto) met een hoed van 5-15 cm diameter. Hij is blank wit met fraaie ook witte dicht opeen staande sporenplaatjes. Zijn wetenschappelijke naam Calocybe is ook afgeleid van zijn fraaie uiterlijk en betekent letterlijk: ´mooi kopje´. De soort komt veel in heksenkringen voor. In Engeland staan heksenkringen die zo groot zijn, dat men denkt, dat ze al eeuwen oud zijn. De soort is ook eetbaar. In boter gebakken zou het een delicatesse zijn. In Oost-Europa wordt de voorjaarspronkridderzwam in commerciële hoeveelheden verzameld en uitgevoerd. Pas op bij zelf verzamelen. Er zijn een paar enigszins gelijkende soorten die maar 1x eetbaar zijn. WaarDe voorjaarspronkridderzwam is niet zeldzaam. Hij wordt zowel in bebost terrein en in graslanden aangetroffen en met name in gebieden waar er kalk in de grond zit. Het lijkt erop dat de schelpen in de Haarlemmermeerse oude zeekleigronden net als voor de veel orchideeën in onze polder ook voor deze soort een gunstige voedingsbodem vormen. | |||||
![]() | planten | Mispel (2) | 13 nov 2011 | november | |
Mispel (2), 13 nov 2011![]() Vorige week verscheen de introductie over de mispel. Deze week het vervolg met de bijzonderheden en waar deze soort voorkomt en zich thuis voelt. Op landgoederen en in kasteeltuinen werden in de Middeleeuwen mispels gehouden om de laxerende werking van de vrucht. Ook verlichten mispels menstruatiekrampen. Een uit zaad voortgekomen mispel groeit langzaam en wordt een heester. Het zaad kiemt moeilijk en moet eerst behandeld worden om de kiemrust op te heffen. De meest verwante soort van de mispel is de meidoorn en kan daarmee door middel van enten of oculeren worden verenigd. Als onderstam kan ook een wilde peer of kweepeer worden gebruikt. Een dergelijke onderstam zorgt ervoor dat de mispel op stam groeit, een forse struik wordt en bovendien meer vruchten in een betere regelmaat geeft.
WaarMispels hebben een niet te natte, kalkrijke grond nodig en zijn zonaanbidders. Drieduizend jaar geleden werd de mispel al in de omgeving van de Kaspische Zee aangeplant en kwam 700 v.Chr. naar Griekenland en 200 v.Chr. naar Rome en werd door de Romeinen verder verspreid door Europa. Het was een zeer belangrijke vrucht tijdens het Romeinse Keizerrijk en Middeleeuwen nog voor de introductie van andere fruitsoorten in West-Europa. De mispel werd in de Middeleeuwen vooral in Frankrijk, Duitsland en Nederland aangeplant in kloostertuinen. In Duitsland kwam deze soort verwilderd veel voor in de bossen, waardoor men dacht dat de boom daar inheems was. Linnaeus gaf daarom aan de mispel z"n Latijnse naam Mespilus germanica. In de Heimanshof staat op de mergelheuvel een grote mispelboom die elk jaar volop vruchten draagt. ![]() | |||||
![]() | planten | Mispel (1 ) | 6 nov 2011 | november | |
Mispel (1 ), 6 nov 2011![]() De hoofdbezigheid in de natuur is om jaarrond aan voedsel te komen. Tot voor kort gold dit ook voor de mens. Met de opkomst van koel- en andere conserveringstechnieken is dat niet meer nodig en daarmee is ook de bijbehorende kennis grotendeels verloren gegaan bij de meeste mensen. Kenmerk van de meeste "vergeten" gewassen is dat ze weliswaar niet de meest optimaal tongstrelende kwaliteiten hadden, maar dat ze tenminste beschikbaar waren als ze het meeste nodig waren. Een van die bijna verdwenen gewassen die aan deze eisen voldoet is de mispel. In De Heimanshof staat een exemplaar die elk jaar rijkelijk vrucht draagt. De mispel vormt een kleine boom die ongeveer 4,5 m hoog kan worden. De mispel bloeit in West-Europa in mei en juni met circa 4 cm grote, crèmewitte bloemen (zie foto). Mispel bevrucht zichzelf, dus zijn twee exemplaren voor de bestuiving en vruchtzetting niet nodig. Er worden droge kleine harde goudbruine vruchten gevormd, die in oktober rijp,
maar dan nog ongenietbaar, melig en wrang, zijn. Na de eerste
nachtvorsten worden ze zacht en bruin, en dan kunnen ze wel gegeten
worden. Aanbevolen wordt ze in oktober of november na een nachtvorst
te plukken en ze met de bovenkant naar onderen twee tot drie weken te
bewaren op een koele plaats. De vrucht wordt "beurs" waarbij de kleur via
een fermentatieproces verandert van groen/wit naar donker bruin. De
smaak verandert daarbij van wrang naar weeïg zoet. Ook is het mogelijk
de vruchten enkele dagen in de diepvriezer te leggen, waarna ze gegeten
kunnen worden. Voor sommigen is de mispel een lekkernij. Het gezegde:
ïZo rot als een mispelï slaat dus in feite op een lekkernij. Als de mispel
zacht is, is hij maar een paar dagen te bewaren; hij kan dan gemakkelijk
gaan schimmelen en echt gaan rotten. Een mispel is sappig met een
zoetzure smaak. Er kan heerlijke jam of gelei van worden gemaakt.
Dit is de eerste van 2 columns over de mispel. Volgende week het vervolg.
![]() | |||||
![]() | vogels | Kauw | 24 nov 2010 | november | |
Kauw, 24 nov 2010![]() Tegen de schemer in deze winterdagen kun je grote groepen kauwtjes tegenkomen. Zij verzamelen zich in deze periode voor de slaaptrek. Slaaptrek is een verschijnsel dat zich bij allerlei vogels voordoet, zoals bij spreeuwen, meeuwen en kraaiachtigen. Dit zijn sociale vogels die overdag alleen of in paren voedsel zoeken en ´s avonds veiligheid bij elkaar zoeken in grote aantallen op vaak vaste plaatsen. Bij kauwtjes en spreeuwen gaat dit vaak gepaard met spectaculaire en speelse sociale uitingen. Bij stormachtig weer worden vooral kauwtjes geïnspireerd tot spectaculaire toeren. Interessant is om te zien dat de band tussen stelletjes zo sterk is dat ze ook in de acrobatische acties prachtig in paren bij elkaar blijven vliegen. BijzonderDe kauw is de kleinste soort kraai. Het is een slimme alleseter, die zowel
in cultuur- als natuurgebieden voorkomt. Kauwen sluiten een band voor
het leven en zijn onafscheidelijk. De kauw is een holenbroeder, die zich
thuis voelt in boomholtes , schoorstenen en gebouwen. Zo komt hij aan
de volksnaam torenkraai.
Vroeger, toen een papagaai te duur was om aan te schaffen als huisdier,
werd een kauwtje vaak als vervanger uit het nest gehaald. Als huisdier
wordt een kauw snel tam (en brutaal) maar kwijnt weg in een kooi.
Tegenwoordig mag een kauw daarom niet meer als huisdier gehouden
worden. Voor een kauw is het eerste levensjaar het moeilijkst om door te
komen. Als dat lukt kunnen ze wel 30-50 jaar oud worden.
WaarDe kauw komt in heel Europa en Noord-Afrika voor tot aan de Oeral. In Nederland is het met rond 200.000 paar een algemene vogel, die nog steeds in aantal toeneemt. In de winter komt er een veelvoud uit noordelijke streken bij ons overwinteren. Die aantallen nemen licht af. In de Haarlemmermeer is de kauw vooral een schoorsteenbroeder van wat oudere wijken. Ook in schuren van boerderijen broedt hij veel en in het wandelbos van Hoofddorp in oude bomen met holtes. In torenvalk- en uilennestkasten vormen kauwen soms een plaag. | |||||
![]() | planten | Gele trilzwam | 17 nov 2010 | november | |
Gele trilzwam, 17 nov 2010![]() Paddenstoelen zijn de voortplantingsorganen van een zwamvlok of mycelium dat meestal verborgen ondergronds of in hout leeft. Omdat de voornaamste functie van de paddenstoel is om sporen te vormen en te verspreiden, verspillen een heleboel schimmelsoorten er niet te veel tijd aan. Vele soorten paddenstoelen groeien bijzonder snel (uit de ondergrondse reserves) en zijn ook al weer snel versnotterd of verdroogd. Maar zoals altijd in de natuur, bestaan er talloze andere fascinerende ´strategieën´. Deze week wil ik uw aandacht vragen voor de trilzwammen´ aanpak´. Bij de natuurwerkzaamheden in de Groene Weelde kwamen we onderop dode eikentakken prachtige gele klompjes geleiachtig materiaal tegen. Deze geleiklompjes hebben op jonge leeftijd een heldergele of oranje kleur en worden bij het ouder worden lichtgeel. Bij goed kijken bestaan deze klompjes uit in elkaar gevlochten flapjes. Daarmee wordt het oppervlak van de paddenstoel vergroot en daarmee ook de ruimte voor sporenvormend materiaal. BijzonderBij nog beter kijken, blijken de gele trilzwammen niet de enige zwammen
op die takken te zijn. Bijna de hele onderkant was bedekt met een
korstvormige soort. Dat is bijzonder, want vaak koloniseert een soort
zwam een plek en laat dan geen andere soorten meer toe. De Gele
trilzwam is namelijk een parasitaire soort, die niet leeft op hout, maar van
deze korstzwammen. Trilzwammen zijn nauw verwant aan de bekende
judasoren, Beide kunnen jaarrond gevonden worden. Afhankelijk van de
weersomstandigheden kunnen ze tot harde korsten opdrogen of met
regen weer opzwellen. Zodra ze opzwellen gaan de onderbroken
levensfuncties, zoals sporenvorming weer door.
WaarDe gele trilzwam leeft van schorszwammen (Peniophora), die dode loofboomtakken verteren. Vaak zitten deze takken nog aan de boom. Ze komen jaarrond voor en zijn niet zeldzaam. Wereldwijd komen er zo´n 500 soorten trilzwammen voor. De meeste in de tropen. In Nederland zijn 10 soorten trilzwammen gevonden. ![]() | |||||
![]() | vogels | Pestvogel | 13 nov 2010 | november | |
Pestvogel, 13 nov 2010![]() Hoewel het af en toe behoorlijk kan regenen, is het zeer de moeite waard om in deze tijd wandelend of fietsend over straat te gaan. Er is namelijk weer een invasie van pestvogels gaande. De meeste vogels worden in de duinstreek waargenomen maar er zijn (net als vorig jaar) ook groepen pestvogels die zich door de Haarlemmermeer bewegen. De grootste kans om deze bijzondere soort te zien, is waar bessen van de Gelderse Roos groeien. De pestvogel is trouwens de enige soort die gek is op deze bessen (die door andere vogels pas als er niets anders meer is, genuttigd worden). BijzonderDe naam van de pestvogel stamt van een bijgeloof in de Middeleeuwen. De pestvogel is een invasievogel die in sommige jaren massaal deze kant op komt. In de tijd van de pestepidemieën is zo´n invasie blijkbaar
samengevallen met een of meer uitbraken. Er is een trend dat de
pestvogel tegenwoordig veel vaker deze kant op komt. Bijzonderaan de pestvogel is niet alleen zijn uiterlijk met een mooie kuif en kleuren, maar ook zijn rinkelend stemgeluid en het feit dat hij meestal in vrij grote groepen rondtrekt. Ze strijken dan op bessendragende struiken neer, tot die leeggegeten zijn. De pestvogel is zo groot als een spreeuw en meestal niet schuw. WaarPestvogels zijn vogels van de noordelijke bossen. Ze houden zich bij voorkeur op in dichte naaldbossen met hoge bomen en een onderbegroeiing van besdragende struiken. Daarnaast worden ze ook regelmatig gesignaleerd aan de randen van moerassen en aan de oevers van rivieren, mits daar voldoende insecten aanwezig zijn. Pestvogels zijn in staat om buitengewoon strenge en lange winters rond en boven de poolcirkel te overleven. Doordat het beschikbaar zijn van voldoende voedsel van jaar tot jaar sterk kan verschillen, worden de pestvogels in bepaalde landen zeer onregelmatig waargenomen. Bij voedseltekorten ondernemen ze trektochten tot in Nederland, België en de Britse eilanden. | |||||
![]() | bomen | Zomereik | 7 nov 2010 | november | |
Zomereik, 7 nov 2010![]() De Heimanshof deed 6 november de 6e keer mee aan de nationale natuurwerkdag. Dit jaar werd een eikenbos in de Groene Weelde ´ecologisch gepimpt´. Het betreffende eikenbos was op rijen van 1 m aangeplant en bestond uit 9000 bomen van 5- 15 cm dik, die elkaar stonden te verdringen. Een dergelijk bos is net als een gazon een soort ecologische woestijn van maar 1 soort. Met recreatieschap Spaarnwoude was afgesproken dat dit bos gedund en ecologisch en recreatief interessanter gemaakt kon worden. De eerste stap daarbij was dunnen in de vorm van nieuwe paden, open plekken en het maken van ruimte waar andere soorten zich al spontaan hadden gevestigd. Rond de boomplantdag in 2011 zullen er andere soorten aangeplant worden. Opvallend bij het zagen aan de duizenden boompjes was dat in de zaagsnede het hout blauwpaars kleurde (zie foto). Dit komt door een reactie van tannine met het ijzer van de zaag. Eiken zijn zeer rijk aan tannine dat ook voor
leerlooien wordt gebruikt. De inlandse of zomereik wordt eeuwen oud en
levert hardhout. Dit hout is hard, taai, zeer duurzaam en goed te
bewerken. Het is te gebruiken in woningen, voor spoorbielzen, palen en
masten, in de scheepsbouw, voor meubels, etc.
BijzonderEiken worden vooral door Vlaamse gaaien verspreid. Ze kunnen wel 9 eikels in hun bek meenemen als ze hun wintervoorraad aanleggen. De door tannine voor mensen ongenietbare eikels (´mast´) zijn zeer voedzaam en bevatten tot 38 % vet. In de Middeleeuwen werden varkens in de herfst de bossen ingedreven en ´vetgemast´. In die tijd ontstond ook het gezegde ´op eiken groeit het beste spek´. De eik mocht daarom niet zomaar gekapt worden en werd steeds belangrijker in de bossen. Omdat de zomereik meer eikels produceert dan de wintereik, werd deze veel meer aangeplant. Door de tannine verteren eikenbladen ook langzaam, wat een positieve invloed heeft op de strooisellaag in het bos. WaarDe zomereik is een algemene Europese boomsoort, die wel 25 m hoog en 40 m breed kan worden. |